Hoe weet ik of er een testament is ?

Een testament of uiterste wil is een door een notaris opgesteld document waarin iemand regelt wat er met zijn nalatenschap moet gebeuren. Niet altijd is bekend of een overledene een testament heeft laten opstellen. Soms wordt na overlijden een testament gevonden in een bureaula of een computer van de overledene. Het is echter mogelijk dat dit testament later weer is herroepen en vervangen door een nieuw testament.
Het Centraal Testamentenregister is een database waarin wordt geregistreerd wie een testament heeft opgemaakt, wanneer dat is gedaan en bij welke notaris.

Als particulier/belanghebbende kunt u via een schriftelijke aanvraag bij het CTR nagaan of de overledene een testament heeft. U kunt alleen een aanvraag indienen ten aanzien van een overleden persoon.

Via het register kan geen inzage in de inhoud van het testament verkregen worden. De kortste route om daarvan kennis te krijgen is het benaderen van de notaris die het testament heeft opgemaakt. U kunt zich ook tot een andere notaris wenden, maar ook hij zal het testament bij zijn collega moeten opvragen.

Wie heeft recht op inzage in het testament ?

In beginsel hebben alleen de wettelijke erfgenamen en personen die in het testament zijn aangewezen als erfgenaam recht op inzage.

Hij die erfgenaam zou zijn geweest als hij niet in het testament was onterfd en hij die een legaat ontvangt heeft slechts recht op inzage in het deel van het testament dat voor hem relevant is.

Testamenten worden na overlijden van de erflater door de notaris geregistreerd bij de Belastingdienst (en dus niet al bij het passeren). Het testament van de erflater kent dus geen geheimen voor de fiscus.
Ook andere schuldeisers van de overledene kunnen er belang bij hebben te weten wie erfgenamen zijn en wat hun verkrijgingen uit het testament zijn. Het aantal en ook de identiteit van de erfgenamen is van invloed op de mogelijkheid om hun vordering te kunnen verhalen. Zij hebben recht op een afschrift van de verklaring van erfrecht – een notariële akte waarin de notaris enkele relevante feiten vermeldt omtrent de nalatenschap, zoals wie de erfgenamen zijn, of er een executeur is benoemd etc.- en een uittreksel van het testament.
Schuldeisers van de erfgenaam hebben geen recht op deze informatie, ook al is heel goed denkbaar dat zij daarbij belang zouden kunnen hebben. De notaris is gehouden tot geheimhouding en kan hen dan ook geen informatie verstekken.

Is de inhoud van het testament duidelijk of niet?

Een notaris die zijn vak verstaat zal de wensen van de erflater in het testament zo nauwkeurig mogelijk formuleren. Uit de rechtspraak blijkt dat er ook onenigheid over de precieze bedoeling van de erflater kan bestaan als de in het testament gebruikte bewoordingen volledig duidelijk zijn.

Zo laat de tekst: ‘’ik benoem mijn broer tot enig erfgenaam’’ op het eerste gezicht aan duidelijkheid weinig te wensen over. Toch stond deze broer na jarenlang procederen uiteindelijk met lege handen omdat vast kwam te staan dat zijn zuster bij het opmaken van het testament alleen de bedoeling had haar ouders te onterven, maar níet ook haar latere echtgenoot (die toen nog niet in beeld was)

Deze verrassende uitkomst toont aan dat bij een onderzoek naar de bedoeling van een testament een puur grammaticale interpretatie niet volstaat.

Bij twijfel over de uitleg van een testament is het verstandig gedegen juridisch advies in te winnen van een in het erfrecht gespecialiseerde advocaat.

Wat als het testament gemaakt is door iemand die niet in staat is zijn wil te bepalen ?

De wet stelt eisen aan diegenen die een testament willen maken. Om een testament te kunnen maken moet men de 16 jarige leeftijd hebben bereikt en handelingsbekwaam zijn.
Regelmatig wordt er procedures gevoerd waarbij de vraag aan de orde is of de erflater bij het maken van het testament vanwege afnemende geestelijke vermogens (zoals dementie) nog in staat was zijn of haar wil te bepalen.

Voor de wettelijk erfgenaam die bij testament is onterfd is het in het algemeen een zware opgave om aan te tonen dat de erflater bij het opmaken van het testament wilsonbekwaam was. Wanneer wordt aangetoond dat het testament tot stand is gekomen onder invloed van een geestesstoornis dan heeft dat tot gevolg dat het testament nietig is, anders gezegd als niet bestaand beschouwd wordt. Om een zinloze procedure te voorkomen is het daarom van belang te weten of er een eerder testament is opgemaakt en wat de inhoud daarvan is: het zou kunnen zijn dat de wettelijk erfgenaam ook al in een eerder rechtsgeldig tot stand gekomen testament was onterfd !
De vraag of de erflater in staat was zijn wil te bepalen moet worden beoordeeld naar het moment van totstandkoming van het testament. Het gaat er niet slechts om of ten tijde van het maken van het testament een stoornis aanwezig was; van belang is ook dat komt vast te staan dat het testament gemaakt is onder invloed van die stoornis. Tussen de stoornis en het niet kunnen bepalen van de wil moet een oorzakelijk verband bestaan.

Ter voldoening aan de stelplicht kunnen bijv. verklaringen in het geding gebracht moeten worden van deskundigen (psychiaters, geriaters, huisartsen psychologen etc.) die het standpunt dat de erflater wilsonbekwaam was ondersteunen. Indien het gaat om deskundigen die erflater destijds zelf hebben onderzocht zullen zij zich mogelijk op hun beroepsgeheim beroepen.
Ook valt tegenwerking van de bij het testament betrokken notaris te verwachten; de notaris heeft een eigen plicht te onderzoeken of de betrokkene in staat is zijn wil te bepalen. Te verwachten is daarom dat hij zich op het standpunt zal stellen dat de wilsbekwaamheid zorgvuldig is getoetst en dat er geen reden was om te twijfelen dat de erflater in staat was zijn wil te bepalen.
Kortom het moet om krasse situaties gaan; de onterving van een wettelijk erfgenaam wijst er als zodanig niet op dat de erflater, ook al was die hoogbejaard, niet compos mentis was. De erflater kan daarvoor goede redenen hebben gehad.

Wat gebeurt er als er géén testament is gemaakt: de 4 groepen

Als de overledene geen testament heeft gemaakt dient aan de hand van de wet bepaald te worden wie zijn of haar erfgenamen zijn. Er zijn 4 groepen die achtereenvolgens tot erfgenamen worden geroepen. Tot de 1e groep behoren de kinderen en de echtgenoot van de erflater. De ouders en broers en zusters behoren tot de 2e groep, de grootouders tot de 3e en de overgrootouders de 4e groep. De bloedverwanten in de tweede en volgende groepen erven pas als er niemand in de voorgaande groep wordt aangetroffen.

In beginsel erft binnen éen groep ieder voor gelijke delen. Als er iemand is vóór overleden in een groep dan treden de eventuele afstammeling voor de vooroverledene in zijn plaats. Zo is het mogelijk dat bij het overlijden van een ouder zowel zijn nog in leven zijnde kinderen als ook de kinderen van zijn reeds eerder overleden kind d.m.v. plaatsvervulling erven.