Wat als het testament gemaakt is door iemand die niet in staat is zijn wil te bepalen ?
De wet stelt eisen aan diegenen die een testament willen maken. Om een testament te kunnen maken moet men de 16 jarige leeftijd hebben bereikt en handelingsbekwaam zijn.
Regelmatig wordt er procedures gevoerd waarbij de vraag aan de orde is of de erflater bij het maken van het testament vanwege afnemende geestelijke vermogens (zoals dementie) nog in staat was zijn of haar wil te bepalen.
Voor de wettelijk erfgenaam die bij testament is onterfd is het in het algemeen een zware opgave om aan te tonen dat de erflater bij het opmaken van het testament wilsonbekwaam was. Wanneer wordt aangetoond dat het testament tot stand is gekomen onder invloed van een geestesstoornis dan heeft dat tot gevolg dat het testament nietig is, anders gezegd als niet bestaand beschouwd wordt. Om een zinloze procedure te voorkomen is het daarom van belang te weten of er een eerder testament is opgemaakt en wat de inhoud daarvan is: het zou kunnen zijn dat de wettelijk erfgenaam ook al in een eerder rechtsgeldig tot stand gekomen testament was onterfd !
De vraag of de erflater in staat was zijn wil te bepalen moet worden beoordeeld naar het moment van totstandkoming van het testament. Het gaat er niet slechts om of ten tijde van het maken van het testament een stoornis aanwezig was; van belang is ook dat komt vast te staan dat het testament gemaakt is onder invloed van die stoornis. Tussen de stoornis en het niet kunnen bepalen van de wil moet een oorzakelijk verband bestaan.
Ter voldoening aan de stelplicht kunnen bijv. verklaringen in het geding gebracht moeten worden van deskundigen (psychiaters, geriaters, huisartsen psychologen etc.) die het standpunt dat de erflater wilsonbekwaam was ondersteunen. Indien het gaat om deskundigen die erflater destijds zelf hebben onderzocht zullen zij zich mogelijk op hun beroepsgeheim beroepen.
Ook valt tegenwerking van de bij het testament betrokken notaris te verwachten; de notaris heeft een eigen plicht te onderzoeken of de betrokkene in staat is zijn wil te bepalen. Te verwachten is daarom dat hij zich op het standpunt zal stellen dat de wilsbekwaamheid zorgvuldig is getoetst en dat er geen reden was om te twijfelen dat de erflater in staat was zijn wil te bepalen.
Kortom het moet om krasse situaties gaan; de onterving van een wettelijk erfgenaam wijst er als zodanig niet op dat de erflater, ook al was die hoogbejaard, niet compos mentis was. De erflater kan daarvoor goede redenen hebben gehad.