Is een vordering tot rechterlijke vaststelling van verdeling mogelijk tijdens vereffening ?
Als de kans bestaat dat de nalatenschap meer schulden dan baten heeft, is het verstandig deze beneficiair te aanvaarden.
Uit de wet vloeit voort dat de nalatenschap die beneficiair is aanvaard moet worden vereffend, waarbij de erfgenamen gezamenlijk als vereffenaar optreden. De belangrijkste taken van de vereffenaar zijn achtereenvolgens
- i/ het inventariseren en beheren van de nalatenschap;
- ii/ het te gelde maken van de goederen van de nalatenschap ter voldoening van de schuldeisers;
- iii/ het ter beschikking stellen van het overschot aan de erfgenamen (het verdelen).
In beginsel geldt dat er niet mag worden verdeeld voordat de vereffening is voltooid. Dat spreekt voor zich omdat de vereffeningsprocedure juist een waarborg vormt voor de schuldeisers van de nalatenschap. Dit uitgangspunt moet volgens een recente uitspraak van de Hoge Raad wel met enige soepelheid worden gehanteerd.
Achtergronden van de zaak
In de zaak waarover de Hoge Raad op 19 mei 2017 uitspraak deed hadden twee erfgenamen de nalatenschap van hun moeder op 9 maart 2005 beneficiair aanvaard.
De erfgenamen hadden onderling over van alles en nog wat onenigheid. De over en weer ingestelde vorderingen strekten onder meer tot verdeling van de nalatenschap van de moeder en tot afleggen van rekening en verantwoording over beheer dat gevoerd was over de goederen van de nalatenschap. Een ander deel van de vorderingen zag op vaststelling van de vorderingen van de nalatenschap op de erfgenamen. Ten aanzien van deze vorderingen geldt dat deze op grond van art. 3: 171 BW pas bij de verdeling van de nalatenschap aan de orde komen, en wel door toerekening van de vordering op het aandeel van de deelgenoot-schuldenaar.
Verloop en uitkomst procedure
Alvorens zich over deze vorderingen te buigen had het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een tussenarrest uit 2015 overwogen dat uit niets bleek dat de vereffening al voltooid was. Daarnaast stelde het hof vast dat er in elk geval nog niet betaalde nalatenschapschulden waren. Het Hof had daarom bij tussenarrest van 9 juni 2015 geoordeeld dat partijen in hun vorderingen over en weer niet-ontvankelijk zouden worden verklaard, tenzij zou komen vast te staan dat de vereffening inmiddels is voltooid. Nadat partijen moesten bevestigen d.at de vereffening inderdaad nog niet was voltooid, volgde de reeds aangekondigde niet- ontvankelijk verklaring. Met de uitgesproken niet-ontvankelijkheid waren partijen die al vanaf 2008 aan het procederen waren weer volledig terug bij af
Van deze arresten is cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelde in zijn arrest van 19 mei 2017 dat het hof zijn rechterlijke taak niet juist opgevat (ECLI:NL:HR:2017:939). In deze zaak leed het geen twijfel dat de betrokken partijen in deze zaak dringend behoefte hadden aan een rechterlijke beslissing omtrent de geschilpunten die hen verdeeld hielden bij het maken van een boedelbeschrijving. Deze geschilpunten waren juist de aanleiding voor de procedure.
Het Hof had, aldus de Hoge Raad, zelf de vaststelling van de omvang van de nalatenschap ter hand moeten nemen en beslissingen moeten nemen op de punten die partijen in dit verband aan het Hof hadden voorgelegd. Van belang was daarbij dat er geen belangen van schuldeisers betrokken waren, behalve dan die van een van de erfgenamen zelf, terwijl over diens vordering al door de rechtbank was beslist. Alhoewel de vereffening formeel nog niet was voltooid, was dat feitelijk wel het geval. Het hof had dan ook volgens de Hoge Raad de nalatenschap kunnen en moeten verdelen, zoals verzocht door partijen. De Hoge Raad verwijst daarom de zaak ter verdere behandeling naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Aan de langslepende procedure tussen de erven onderling komt voorlopig nog geen einde.
De uitspraak van de Hoge Raad is in lijn met de literatuur op dit punt. Bij een informele vereffening is een partiële verdeling met instemming van alle deelgenoten mogelijk. Ook tijdens een wettelijke vereffening is een partiële verdeling mogelijk.
De vraag of een erfgenaam die tevens vereffenaar is mét rechterlijke toestemming bevoegd is om voor voltooiing van de vereffening tot partiële verdeling over te gaan, is niet beantwoord.
Aannemelijk is echter dat als de nalatenschap een voldoende saldo heeft, zodat niet gevreesd hoeft te worden voor benadeling van schuldeisers, ook reeds tijdens de vereffening partieel kan worden verdeeld. Als de erfgenamen optreden als vereffenaar is daarvoor rechterlijke toestemming nodig, om te voorkomen dat sprake is van een tegenstrijdig belang. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de nalatenschap verdeeld wordt onder de opschortende voorwaarde van vereffening.