Wie heeft er recht op de levensverzekeringsuitkering : de kinderen of de enig erfgenaam ?
De uitkering de men als begunstigde uit een levensverzekering verkrijgt, betreft in beginsel geen verkrijging krachtens erfrecht. Als de begunstigde niet tevens erfgenaam is, kunnen er zich discussies voordoen over de vraag wie recht heeft op de door de verzekeringsmaatschappij verschuldigde uitkering. Met soms verrassende uitkomsten.
De achtergronden van de zaak
Een man heeft twee dochters uit zijn eerste huwelijk. Met deze dochters heeft hij vanaf 1995 tot aan zijn overlijden in 2013 geen contact meer. In 1996 en 1999 sluit hij levensverzekeringspolissen bij Avero af. Daarin zijn achtereenvolgens als begunstigen aangewezen: zijn echtgenote (weduwe), zijn kinderen en zijn erfgenamen.
De man krijgt in 2000 een nieuwe relatie; vanaf 2006 voert hij een gezamenlijke huishouding met haar. In hetzelfde jaar wijzigt hij zijn testament, onterft hij zijn kinderen en benoemt hij zijn nieuwe partner tot enig erfgenaam.
Na het overlijden van de man maken de dochters aanspraak op de door de verzekeringsmaatschappij verschuldigde uitkeringen. De partner meent echter dat de uitkeringen haar toekomen. Zij is enig erfgenaam en heeft de nalatenschap zuiver aanvaard.
Zij wijst er op dat uit alles blijkt dat het de man er om te doen was om haar verzorgd achter te laten. Deze bedoeling komt met zoveel woorden tot uitdrukking in het testament. Daarin is ook bepaald dat als de kinderen een beroep doen op de legitieme portie hun vorderingen pas opeisbaar zijn bij haar overlijden.
Uitkomst van de procedure
De rechtbank Noord Holland stelt de partner van vader bij vonnis van 7 oktober 2015 in het ongelijk; als gevolg van de echtscheiding tussen vader en de vrouw uit het eerdere huwelijk, bezat laatstbedoelde niet meer de hoedanigheid van echtgenote. Blijkens de polis waren de dochters vervolgens degenen die door aanvaarding van de begunstiging aanspraak op de uitkering konden maken.
Bij het Gerechtshof Amsterdam trekt de partner alsnog aan het langste eind. Zie Hof Amsterdam, 9 mei 2017 ECLI:NL:GHAMS:2017:1751. Het hof meent dat voor de vraag aan wie de uitkeringen toekomen naast de overeenkomst van levensverzekering, de tekst van de wet en de bepalingen uit de polis ook de feiten en bijzondere omstandigheden van het geval in de beschouwing betrokken dienen te worden.
Uit alles blijkt volgens het Hof dat de man de bedoeling heeft gehad om zijn laatste partner verzorgd achter te laten. Omdat de nalatenschap zonder de uitkeringen negatief zou zijn, kan het niet anders dan dat de man zich vergist heeft door alleen zijn testament te wijzigen , maar niet ook de begunstiging van de polissen van levensverzekering. Mede ook gelet op het feit dat de kinderen juist uitdrukkelijk onterfd waren door hun vader, konden zij volgens het Hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen rechten kunnen ontlenen aan de begunstiging.