Hoe wordt de bedrijfsopvolging in een testament geregeld?

De opvolging van een bedrijf kan op diverse manieren in een testament worden vormgegeven. Soms wordt er voor gekozen de onderneming toe te delen aan de opvolger en de privé-goederen aan de overige erven. Het hangt van het aantal erfgenamen, de waarde van de onderneming en de overige goederen af of op die manier een verdeling te realiseren is die in balans te brengen is.
De opvolger kan ook tot enig erfgenaam benoemd onder de last de anderen als legaat een bedrag uit te keren ter grootte van hun erfdeel.
Een andere mogelijkheid is het bedrijf te legateren aan de opvolger die dan tevens tot executeur wordt aangesteld zodat hij in die hoedanigheid in staat de is overdracht van de onderneming aan zichzelf als legataris (degene die recht heeft op het legaat) te regelen zonder tegenwerking van de andere erfgenamen.

Wat kan de erflater doen om problemen bij de uitbetaling van de vorderingen van de andere kinderen te voorkomen?

Vaak is het bedrijf het bestanddeel in de nalatenschap dat de meeste waarde vertegenwoordigt. Ondernemers wordt vaak geadviseerd om aan de kinderen die het bedrijf niet voortzetten een legaat toe te kennen van een in termijnen te betalen geldsom. In het testament wordt dan tevens uitdrukkelijk bepaald dat zonder dat legaat de voortzetting van het bedrijf in ernstige mate worden bemoeilijkt.
Achtergrond daarvan is dat de continuïteit van de onderneming in gevaar kan komen als de voortzetter de vorderingen van de andere kinderen direct zou moeten uitbetalen.

Indien het kind dat zo’n legaat krijgt zich daarbij niet wenst neer te leggen, moet het alert zijn want een vordering tot betwisting van de noodzaak voor de gespreide betaling dient binnen 3 maanden na overlijden aan de kantonrechter te worden voorgelegd. Die termijn is erg kort.
In de procedure is de uitbetaling van de contante waarde van het legaat de inzet. De contante waarde vertegenwoordigt de waarde van het legaat op dat moment. Deze contante waarde is in het algemeen lager dan de som van alle periodieke betalingen tezamen.

De bedrijfsopvolger zal in die procedure duidelijk moeten maken dat hij in financiële problemen komt als hij tot uitkering ineens zou worden verplicht. De kantonrechter kan als hij meent dat de opgegeven grond op zich juist is de bedrijfsopvolger toch verplichten om sneller te af te betalen of om hem zekerheden te stellen voor de te verrichten betalingen.
Als de kantonrechter van mening is dat snellere afbetaling niet mogelijk is zonder dat de voortzetting van het bedrijf in gevaar komt, dan moet het kind dat het bedrijf niet voortzet uiteraard genoegen nemen met het in het testament voorkomende legaat.

Wat als (één van) de kinderen een beroep op de legitieme doet ?

De andere kinderen kunnen er toe besluiten het hen toebedeelde legaat te verwerpen en een beroep te doen op hun legitieme. De legitieme portie is in beginsel na 6 maanden na het overlijden van de erflater opeisbaar en wel als bedrag ineens.
De wet bepaalt echter dat de contante waarde van het legaat in mindering komt op die legitieme aanspraak als in het testament tot uitdrukking komt dat de termijnbetalingen in het legaat zijn opgenomen omdat anders de voortzetting van het bedrijf in ernstige mate wordt bemoeilijkt.
Dit is in lijn met de wens van de wetgever dat testamentaire bepalingen die tot doel hebben een bedrijfsopvolging mogelijk te maken zoveel als mogelijk in stand moeten blijven.
Een beroep op de legitieme door het dwarsliggende kind is in een situatie als deze zelden een verstandige optie omdat het er uiteindelijk toe kan leiden dat niets wordt verkregen. Als de in het testament voorkomende grond voor de betaling in termijnen wordt betwist, doet het kind er beter aan niet te verwerpen maar betaling van de contante waarde van het legaat te vorderen.

Wat als er geen testament is of als daarin niet afgeweken is van de wettelijke verdeling ?

Indien de wettelijke verdeling van toepassing is en de langstlevende partner de beoogd opvolger van het bedrijf is, zullen er zich in het algemeen weinig problemen bij de vererving van het bedrijf voordoen. De langstlevende verkrijgt in dat geval alle goederen van de nalatenschap, waaronder het bedrijf; de kinderen krijgen een niet opeisbare vordering op de langstlevende.

Veelal is het echter de bedoeling dat het bedrijf overgaat naar de jongere generatie; de wettelijke verdeling is daarop niet toegesneden.
Om de overgang van het bedrijf naar het kind dan toch mogelijk te maken kan in overleg met de langstlevende worden besloten om de wettelijke verdeling ongedaan te maken.
Die ongedaanmaking moet dan wel binnen 3 maanden na het overlijden te geschieden door inschrijving van een notariële akte in het boedelregister. Daarna ligt de hele verdeling van de nalatenschap open en zijn ieder van de deelgenoten (de langstlevende en de kinderen) daartoe gelijk gerechtigd. De erfgenamen kunnen dan in onderling overleg afspreken dat de bedrijfsgoederen worden overgedragen aan de bedrijfsopvolger.

Wat te doen als de bedrijfsopvolger en de rechthebbende(n) op de goederen van de nalatenschap het niet eens kunnen worden ?

In dat geval kan binnen een jaar na het overlijden de tussenkomst van de rechter worden gevraagd. De overnemer dient te stellen dat hij een zwaarwegend belang heeft bij overdracht van de bedrijfsmiddelen. Als de rechter hem daarin volgt kan hij bepalen dat de rechthebbende (vaak: de langstlevende of na overlijden van beide ouders de andere kinderen) verplicht is om aan de bedrijfsopvolger de bedrijfsgoederen over te dragen die tot de nalatenschap of tot de huwelijksgemeenschap behoren en tegen welke voorwaarden die overdracht dient te geschieden.

Volgens de wet is zo’n verzoek alleen mogelijk als de opvolger een kind of stiefkind is van de erflater, de partner van een van hen. Ook de echtgenoot van de erflater zelf kan het verzoek indienen (hetgeen uiteraard alleen speelt als hij of zij niet zelf door het overlijden enig gerechtigde geworden is van de bedrijfsgoederen).
De opvolger is verplicht een redelijke prijs voor de bedrijfsgoederen te betalen. Die redelijke prijs is in het algemeen de waarde waartegen het voor de opvolger nog net mogelijk is om het bedrijf lonend te exploiteren. Deze prijs ligt veelal lager dan de marktwaarde. Bij de bepaling van de overdrachtsprijs dient de kantonrechter er echter wel voor te waken dat de belangen van de rechthebbende niet ernstig worden geschaad. De kantonrechter dient dus tal van belangen onderling tegen elkaar af te wegen.

Wat als de onderneming in een BV of NV wordt gedreven ?

De vordering tot overdracht is ook mogelijk als het bedrijf in de rechtsvorm van een BV of NV gedreven wordt.

Wel geldt dan de eis dat de bedrijfsopvolger bestuurder is of na de overdracht de positie van de erflater voortzet. Dat zal het geval zijn als de erflater de meerderheid van de aandelen in eigendom had. De overdracht kan niet plaatsvinden als een statutaire blokkeringsregeling zich daartegen verzet.